Interview NAPA-bestuurslid: Digna Sinke

vrijdag, 17 oktober 2025

Een ontmoeting met een mens die wat wil

De Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie (NAPA) bestaat vijf jaar. Ter ere van het jubileum vertellen de bestuursleden in een interviewreeks over hun werk, dromen, zorgen en overtuigingen. Digna Sinke leidt productiebedrijf SNG Film en is tevens actief als regisseur. Na negen jaar inzet in het bestuur, ooit begonnen bij NAPA’s voorloper FPN, neemt ze in oktober afscheid van haar bestuursrol.


Tekst: Edo Dijksterhuis; beeld: Maarten Delobel

Een retrospectief tijdens de Viennale: dat is alleen weggelegd voor filmmakers met een geheel eigen signatuur. Digna Sinke, aan wie deze maand zo’n overzicht in Wenen is gewijd, is er zo eentje. Tegelijkertijd is zij ook een meester van de relativering. “Ik bezocht in San Sebastian ooit een retrospectief van Terence Davies, die prachtige films heeft gemaakt, en daar zaten iedere middag dezelfde vijf liefhebbers in de zaal”, antwoordt ze op de vraag wat het eerbetoon met haar doet. “Maar het is waar dat zo’n programma iets zegt over je makerschap. Wat mijn makerschap inhoudt, kreeg ik zelf pas in de gaten na het realiseren van Weemoed & Wildernis – en toen was ik toch al dertig jaar bezig. Het gaat om een bepaalde esthetiek, zinnen en woorden die telkens terugkeren.

“Als producent trek ik projecten aan die in dezelfde hoek zitten, gemaakt door mensen die op een verwante manier werken. Ik heb een grote voorliefde voor auteursfilms. Een film als Otto e mezzo van Fellini inspireert mij meer dan de meeste Amerikaanse producties, die ik al snel commercieel vind.”

Allround probleemoplosser
Hoewel Sinkes debuutfilm Groeten uit Zonnemaire dateert uit 1972 begon haar carrière als producent pas in 2001, toen haar levenspartner René Scholten overleed en zij diens filmproductiebedrijf Studio Nieuwe Gronden – tegenwoordig SNG Film – overnam. “Bij het maken van mijn eigen documentaires bemoeide ik me al met de productie”, vertelt ze. “Je hebt regisseurs die alleen regisseren, maar ik ben een praktisch type en wil weten wat de planning is en hoe de dingen geregeld worden. Toen René overleed waren er nog twee films in productie: Polonaise, een Telefilm van Nicole van Kilsdonk, en In een Japanse stroomversnelling, een lange documentaire van Louis van Gasteren. Ik vond dat ik op z’n minst die twee moest afmaken.”

Dat klinkt eenvoudiger dan het was. “Maandenlang ben ik bezig geweest met opruimen”, vertelt Sinke, die op dat moment naar eigen zeggen van Excel-sheets nog geen kaas gegeten had. “Het was een vorm van rouwverwerking, ik had geen seconde tijd om alleen te huilen. Alles lag vol papieren en ik ben per onderwerp dingen gaan ordenen in plastic kratjes. Ik moest praten met de Belastingdienst over fouten in de btw-afdracht, moest films afrekenen waar ik niets mee te maken had gehad en werd geconfronteerd met claims op basis van vage mondelinge afspraken of niet getekende contracten.”

Sinke werkte in die tijd als regisseur aan drie eigen films maar die kwamen in de ijskast terecht. Ze mocht met SNG Film niet haar eigen films produceren en wat door anderen werd ingediend werd afgewezen. “Ik telde blijkbaar niet meer mee als regisseur. Misschien moest ik maar verder als producent. Op het IFFR kwam ik in 2002 Leo Hannewijk tegen die een klein project voorstelde. Onder de titel Gedichten uit Zee werden tien gedichten verfilmd door tien makers: een super low budget aangelegenheid, maar het was mijn eerste eigen productie.”

De producentenrol beviel Sinke goed. “Ik hou ervan problemen op te lossen en suggesties te doen over van alles. Ik ben van een generatie die allround is opgeleid, minder specialistisch dan de Filmacademiestudenten nu. Mijn eerste klus was als montage-assistent van Turks Fruit en voor mijn eigen films doe ik zelf af en toe het camerawerk en de montage.”

“Het nadeel van zo laat producent worden is dat het niet voor de hand lag om nog naar ACE Producers of EAVE te gaan, waardoor ik het netwerk miste om grote internationale coproducties op te zetten. Regelingen verschillen per land maar moet je wel op elkaar laten aansluiten. In België is bijvoorbeeld de producers fee een ander percentage dan hier. Dat soort gepuzzel vind ik vreselijk.”

“Het leukste aan produceren vind ik dat je meehelpt iets te maken dat je zelf ook graag zou zien, waar je een kaartje voor zou kopen. Het liefst ben ik vanaf het begin betrokken bij een project, dan kan ik reageren op de allereerste plannen. Ik leg altijd uit: we moeten wel iets aan elkaar hebben. Want dat is wat produceren in mijn ogen is: een ontmoeting met een mens die wat wil.”

De dadendrang van producenten wordt tegenwoordig wel stevig ingeperkt door gedetailleerde regelgeving, vindt Sinke. “Eind vorige eeuw stopten de omroepen nog serieuze bedragen in films – zonder zich teveel te bemoeien met de inhoud. Ze vroegen alleen het recht om de film twee keer uit te zenden. Het is sindsdien een stuk lastiger geworden om films voor elkaar te krijgen, vooral omdat er minder loketten zijn voor financiering. En publieksbereik is steeds zwaarder gaan wegen. Film is een product geworden en daar verzet ik mij tegen. Graag houd ik een pleidooi voor ‘film in de breedte’, van kunst tot commercie.”

Nederland is te weinig trots op de eigen films, weet Sinke uit eigen ervaring. Toen zij in 1994 met haar kostuumfilm Belle van Zuylen de Grote Prijs won op het Internationale Filmfestival van Mannheim-Heidelberg, kreeg ze thuis het zure verwijt dat de film maar 32 duizend bezoekers had getrokken en stond er boven een Filmkrant-recensie ‘Kut met peertjes’. “En dan hebben we nu dat vreselijke Olsberg-rapport”, zegt ze, refererend aan het rapport uit 2023 waarin geconcludeerd werd dat Nederlandse films ondermaats presteren op grote buitenlandse festivals. “Wat is succes eigenlijk? Wat is kwaliteit? Is selectie voor één van vijf internationale festivals daar het ultieme bewijs van? Er zijn een heleboel niet helemaal geslaagde films die toch interessant zijn, inspireren of impact hebben. Ook die moeten gemaakt worden, als humuslaag voor een gezonde filmindustrie.”

“Als de box office resultaten tegenvallen, kun je in Nederland een vervolgproject wel vergeten. Ik mis een bepaalde gulheid in de financiering en vertrouwen. Natuurlijk snap ik ook wel dat de situatie anders is dan vijftig jaar geleden. Toen ik begon, telde Nederland dertig regisseurs. Tegenwoordig zijn het er, geloof ik, wel zesduizend en als we die allemaal willen financieren, kost dat miljarden. Criteria bepalen is dus noodzakelijk, maar hoe kun je selecteren zonder vinkjessysteem?” 

In een poging daar antwoord op te geven, voert Sinke een mierenkolonie aan als metafoor. “Mieren zijn net als mensen erg sociaal en ook nog eens bijzonder hiërarchisch georganiseerd. Elke mier heeft een taak, maar vier procent van de kolonie is vrij om van alles te onderzoeken. Dat zou het Filmfonds ook kunnen doen: 4% van het budget reserveren voor een aantal bezeten gekken die iets uitzinnigs doen dat ook mag mislukken.”

‘Mislukking’ en ‘succes’ zouden volgens Sinke ook niet puur cijfermatig moeten worden gedefinieerd. Ze koestert goede herinneringen aan de evaluatiemethodiek van het in 2017 opgeheven Mediafonds. “Een groep betrokkenen verdiepte zich in een film en stelde kritische vragen over wat er wel en niet gelukt was. Daarnaast waren er studiedagen voor de toenmalige fondsadviseurs die de betrekkelijkheid van je eigen mening duidelijk maakten. Krijg je daar betere films door? Ik denk van wel. Ikzelf ben in ieder geval meer gaan durven. Er is meer mogelijk dan je denkt.”

Sinke hekelt ook de regeldrift die beperkingen oplegt. “Dat je bijvoorbeeld iemand in loondienst moet nemen voor tien draaidagen is een bureaucratische nachtmerrie. Fair pay is ook zoiets. Het is goed dat de arbeidsmarkt wordt beschermd,” maar de professionalisering van de sector kent volgens Sinke ook een keerzijde. “Het is de reden waarom er zo weinig spraakmakende films worden gemaakt: ieder risico wordt uitgebannen.”

Als zelfverklaard anarchist bepleit Sinke dat je zelf de keuze moet behouden om voor een laag bedrag je droom waar te maken. “Als je met een groepje mensen samen iets eigenzinnigs wil maken zonder een marktconform budget en iedereen is daarmee akkoord, dan moet dat kunnen”, stelt ze. “Ik ben opgegroeid in een familie van kleine zelfstandigen en heb geleerd dat ik niet mijn hand moet overspelen. Anderzijds moet ik mezelf ook behoeden voor verkeerde zuinigheid, dat ik te klein ga denken.”

Momenteel werkt ze aan drie projecten. In het kader van De Verbeelding ontwikkelt ze met kunstenaar Jonas Staal de film Mussolini in de familie. Verder hoopt ze met Annette Apon en Stan Lapinski een experimentele film te maken over de laatste levensfase van de controversiële dirigent Willem Mengelberg, nu het plan voor een reguliere speelfilm over hem is afgewezen. En een documentair project is net door de pitchfase.

“Wat ik zelf grappig vind, is dat ik intussen toch ook alweer 51 films heb geproduceerd of gecoproduceerd”, zegt Sinke. “En dat terwijl ik toch eigenlijk per ongeluk producent geworden ben.”


Digna Sinke geëerd met retrospectief op prestigieuze Viennale 2025. Donderdag 16 oktober jl. ging de 63e editie van de Viennale van start. Dit jaar wijdt het festival een monografie aan de Nederlandse regisseur Digna Sinke. Tijdens het retrospectief worden dertien van haar films vertoond, waaronder documentaires en speelfilms. Sinke is zelf aanwezig in Wenen om haar werk toe te lichten en met het publiek in gesprek te gaan. Zie het programma van alle vertoningen hier.